Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2016
Uitspraken van 07-07-2016 tot 20-07-2016
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Annotaties

Annotatie bij  HR 3 juni 2016, Rabobank/Reuser
A.F. Salomons & G.Á.C. Orbán
Er zijn in de afgelopen jaren maar weinig kwesties zo veelvuldig in de literatuur besproken als de vraag of een koper onder eigendomsvoorbehoud voorafgaand aan het intreden van de opschortende voorwaarde over een bestaand goederenrechtelijk recht kan beschikken. Deze vraag is in het onderhavige arrest door de Hoge Raad beantwoord, en wel in bevestigende zin. Volgens de Hoge Raad heeft een koper onder eigendomsvoorbehoud de beschikking over een reeds bestaand ‘eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde’ dat ingevolge artikel 3:83 BW direct voor vervreemding en bezwaring vatbaar is en derhalve terstond als onderpand kan dienen voor (extra) krediet. Lees hier verder.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie over de periode van 7 t/m 20 juli.Graag wijzen wij u in het bijzonder op de volgende drie uitspraken:

HR 8 juli 2016, mr. Bierens/De griffier van de Rechtbank Rotterdam
In INS 2016-0252 beantwoordt de Hoge Raad een prejudiciële vraag. De Hoge Raad oordeelt dat voor de indiening van een verzoekschrift strekkend tot de faillietverklaring van zowel een vennootschap onder firma als haar vennoten, slechts eenmaal griffierecht dient te worden geheven.

HR 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1294
In INS 2016-0253 stelt de curator zich volgens de Hoge Raad terecht op het standpunt dat de aanvangstermijn van rentevorderingen die overeenkomstig artikel 128 Fw niet kunnen worden geverifieerd, niet aanvangt voor het einde van het faillissement.

Rb. Midden-Nederland 1 juni 2016, Jager q.q./Financieringsmaatschappij
In INS 2016-0256 oordeelt de Rechtbank Midden-Nederland dat terugbetaling van door een financieringsmaatschappij kortstondig voorgeschoten bedrag een verplichte rechtshandeling ex artikel 47 Fw vormt. Omdat de bestuurder van de financieringsmaatschappij dezelfde persoon was als de bestuurder van de gefailleerde werkmaatschappij, wordt wetenschap van de aanhangige faillissementsaanvraag ook bij de financieringsmaatschappij aangenomen. Na het faillissement van de werkmaatschappij geeft gewezen bestuurder nog opdracht tot het opmaken van jaarrekeningen van de dochtervennootschap. Bij gebreke van overleg en opdracht van curator vormt dit geen boedelschuld.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Hoofdredactie INS Updates
Rolef de Weijs en Aart Jonkers

Hoge Raad

Hof

Rechtbank