Update
Opinie en achtergrond
Rabobank/Reuser q.q. en het bodem(voor)recht van de fiscus
Ton Tekstra (augustus 2016)
In het arrest Rabobank/Reuser q.q. (HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046) heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over de relatie tussen een pandrecht en een eigendomsvoorbehoud betreffende dezelfde zaak. Kort gezegd is de Hoge Raad van oordeel dat de verkrijger van een onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaak een geldig pandrecht kan vestigen op zijn voorwaardelijke eigendomsrecht op deze zaak. In deze bijdrage gaat Tekstra in op de verhouding van dit arrest tot het bodem(voor)recht van de fiscus. Lees hier verder.
Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie over de periode van 2 t/m 14 september. Graag wijzen wij u in het bijzonder op de volgende drie uitspraken.
HR 6 september 2016
In INS 2016-0318 vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak. Het Gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat de verdachte ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers voor het faillissement goederen heeft onttrokken aan de boedel van [A] B.V. Verdachte heeft betwist dat de goederen aan de boedel van [A] B.V. toebehoorden omdat deze zaken waren geleased of gekocht door een derde ten behoeve van [A] B.V. Het gerechtshof heeft die stelling bij zijn oordeel echter in het midden gelaten, hetgeen het oordeel van het gerechtshof onbegrijpelijk maakt.
Rb. Amsterdam 27 juli 2016, Wok of Fame
In INS 2016-0315 oordeelt de Rechtbank Amsterdam dat het hypotheekrecht van de bank tevens strekte tot zekerheid voor betaling van negatieve marktwaarde renteswap. De waarde daarvan is verschuldigd geworden op basis van het in staat van faillissement geraken van de kredietnemer en het door opzegging eindigen van de kredietrelatie met de bank. De vordering van de bank is na faillietverklaring ontstaan en vloeit voort uit een reeds daarvoor bestaande rechtsverhouding, waarvoor zekerheid is verstrekt. De vervangingswaarde van de renteswap is geen rente over de hoofdsom (waar art. 128 Fw oog op heeft), maar is hoofdsom op zichzelf.
Vzr. Rb. Noord-Holland 31 augustus 2016, Klous + Brandjes Architecten
In INS 2016-0319 oordeelt de Rechtbank Noord-Holland dat het afbouwen van een appartementencomplex na overname van het contract van de failliete aannemer inbreuk op het auteursrecht van de architect op het ontwerp oplevert. De aan de (thans) failliete aannemer door de architect verstrekte licentie is naar haar aard niet voor overdracht aan een derde vatbaar.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.
Met vriendelijke groet,
Hoofdredactie INS Updates
Rolef de Weijs en Aart Jonkers
Hoge Raad
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland Het afbouwen van een appartementencomplex na overname van het contract van de failliete aannemer levert inbreuk op auteursrecht van de architect op het ontwerp op. De aan de (thans) failliete aannemer door de architect verstrekte licentie is naar haar aard niet voor overdracht aan een derde vatbaar. 31-08-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Onder de omstandigheden van het geval, waarbij de administratie niet langer beschikbaar is, bestaat onvoldoende aanleiding voor het inzetten van het dwangmiddel van de inbewaringstelling. Niet valt in te zien hoe dit dwangmiddel kan bijdragen aan de verdere afwikkeling van het faillissement. 29-07-2016
- Rechtbank Amsterdam Het hypotheekrecht van de bank strekte tevens tot zekerheid voor betaling van negatieve marktwaarde renteswap. De waarde daarvan is verschuldigd geworden op basis van het in staat van faillissement geraken van de kredietnemer en het door opzegging eindigen van de kredietrelatie met de bank. De vordering van de bank is na faillietverklaring ontstaan en vloeit voort uit een reeds daarvoor bestaande rechtsverhouding, waarvoor zekerheid is verstrekt. De vervangingswaarde van de renteswap is geen rente over de hoofdsom (waar art. 128 Fw oog op heeft), maar is hoofdsom op zichzelf. 27-07-2016
- Rechtbank Overijssel Bestuurdersaansprakelijkheid voor het evident leegtrekken van de rechtspersoon, hetgeen een belangrijke oorzaak is van het faillissement (art. 2:248 BW). Echter geen benadeling van schuldeisers omdat de wederpartij door voldoening van de kredietschuld ex artikel 6:12 BW is gesubrogeerd in de pandrechten van de bank. 27-07-2016
- Rechtbank Den Haag Causaal verband tussen beƫindiging kredietovereenkomst en faillissement staat niet vast. Wel heeft de curator aannemelijk gemaakt dat het faillissement met inachtneming van een redelijke opzegtermijn had kunnen worden afgewend. Toewijzing vordering tot betaling helft van het faillissementstekort, nu afwijzing vordering onredelijk zou zijn omdat de curator door niets anders dan de tekortkoming van de bank in een lastige bewijspositie ten aanzien van het causaal verband is gebracht. 29-06-2016
- Rechtbank Amsterdam Tussenvonnis. De kern van het geschil is of de juridisch eigenaar van obligaties Lehman Brothers op de record date rechthebbende was op de aan de obligaties verbonden liquidatie-uitkering, of dat de economisch gerechtigde, de koper van de obligaties, dat was. 22-01-2016