Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2016
Uitspraken van 14-11-2016 tot 23-11-2016
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Voorgestelde Europese Richtlijn
Op 22 november 2016 heeft de Europese Commissie haar langverwachte voorstel voor een Richtlijn ten aanzien van de herstructurering van ondernemingen en een tweede kans voor ondernemers gepubliceerd (COM(2016) 723 final - zie onderstaande link).
Het meest verstrekkende onderdeel is dat de Richtlijn lidstaten verplicht een herstructureringsprocedure voor ondernemingen buiten faillissement in te voeren. In Nederland ligt al een voorstel voor een dergelijke procedure ter discussie, het zogenoemde dwangakkoord buiten faillissement zoals neergelegd in het voorstel voor de Wet Continuïteit Ondernemingen II (WCO II). De voorgestelde Richtlijn zal gevolgen hebben voor dat wetsvoorstel, bijvoorbeeld ten aanzien van de in de Richtlijn voorgeschreven mogelijkheid van een afkoelingsperiode (‘stay of individual enforcement actions’) die kan zien op alle soorten schuldeisers. Eveneens bevat de voorgestelde Richtlijn, anders dan het voorstel voor WCO II, een zogenoemde Absolute Priority Rule. Een dergelijke regel brengt met zich dat een rechter geen akkoord kan opleggen tegen de wil van de meerderheid van schuldeisers in een bepaalde klasse, wanneer een lagere klasse (met name aandeelhouders) nog waarde behoudt onder het plan. Kort gezegd kan een aandeelhouder slechts aandeelhouder blijven, indien de meerderheid van schuldeisers hiermee instemt.
De Richtlijn schrijft tevens voor dat lidstaten een schuldsaneringsprocedure bieden aan natuurlijke personen die ondernemers zijn, in welke procedure de ondernemer binnen (in beginsel) niet meer dan drie jaar van zijn schulden af moet kunnen komen. Nederland lijkt met de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen al (in grote lijnen) aan die voorschriften te voldoen. Voorts bevat de voorgestelde Richtlijn een aantal bepalingen gericht op het verbeteren van de professionaliteit van bij herstructurering betrokken rechters en curatoren.
Zie voor de voorgestelde Richtlijn: http://ec.europa.eu/information_society/newsroom/image/document/2016-48/proposal_40046.pdf.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie over de periode van 14 t/m 23 november. Graag wijzen wij u in het bijzonder op de volgende drie uitspraken.

HR 11 november 2016, Doorstart B.V. Boekbinderij/Y c.s.
In INS 2016-0390 oordeelt de Hoge Raad over de interpretatie van artikel 13 Fw. Dat artikel bepaalt dat, indien ten gevolge van een daartegen ingesteld rechtsmiddel het vonnis van faillietverklaring wordt vernietigd, handelingen van de curator van voor de vernietiging geldig en verbindend blijven voor de schuldenaar. Nu de curator goederen van de schuldenaar heeft vervreemd na het arrest waarbij het faillissement werd vernietigd maar voor het in kracht van gewijsde gaan van dat arrest, is de schuldenaar daaraan gebonden.

HR 18 november 2016, bestuurders/curatoren Meavita
In INS 2016-0398, een zaak rond het Faillissement van Meavita, oordeelt de Hoge Raad dat de beschikking van de Ondernemingskamer niet is uitgesproken door het in de wet bepaalde aantal rechters (art. 5 Wet RO). De zaak moet volledig opnieuw worden beoordeeld. De Hoge Raad geeft tevens richtsnoeren voor die nieuwe beoordeling, onder meer inhoudende dat voor verhaal van de kosten van het onderzoek op individuele bestuurders concreet moet blijken dat de desbetreffende functionaris individueel verantwoordelijk is voor het onjuiste beleid.

HR 18 november 2016, FGH/Fraanje
In INS 2016-0397 oordeelt de Hoge Raad dat een conservatoire beslaglegger zich ten aanzien van beslaglegging op artikel 3:36 BW kan beroepen, maar de reikwijdte van die bescherming is beperkt. Artikel 3:36 BW geeft slechts bescherming met betrekking tot de handeling die in redelijk vertrouwen is verricht, in dit geval de conservatoire beslaglegging. Als de beslaglegger niet meer te goeder trouw is op het moment dat het beslag executoriaal wordt, biedt artikel 3:36 BW geen bescherming.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Hoofdredactie INS Updates
Rolef de Weijs en Aart Jonkers

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank