Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2019
Uitspraken van 12-11-2019 tot 21-11-2019
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Hoge Raad 15 november 2019, INS 2019-0171
In beginsel is een beroep op verrekening uitsluitend mogelijk als partijen over en weer schuldenaar en schuldeiser van elkaar zijn. Dit zogenoemde wederkerigheidsvereiste (art. 6:127 BW) kan buiten faillissement uitgebreid worden. De Hoge Raad oordeelt dat ook in faillissement een beroep kan worden gedaan op een dergelijke uitbreiding. Artikel 53 Fw staat hieraan niet in de weg.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2019, INS 2019-0166, Laanstra Multigrafisch B.V./Ontvanger. Met wenk
Nadat Laanstra Mulitgrafisch B.V. in eerste aanleg failliet is verklaard, wordt met een deel van de schuldeisers een regeling getroffen die eruit bestaat dat een deel van de vordering wordt voldaan tegen finale kwijting van het overige. De regeling wordt gefinancierd door de bestuurder van Laanstra. Ten aanzien van een aantal vorderingen van gelieerde partijen is geen regeling getroffen, maar is het standpunt ingenomen dat deze vorderingen niet opgeëist zijn. Soms is daaraan toegevoegd dat de vorderingen niet zijn opgeëist ‘vanwege het achtergestelde karakter daarvan’. In hoger beroep stelt Laanstra zich op het standpunt dat geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers, althans dat zij niet in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden met betalen. Het hof laat het faillissement in stand. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat achtergestelde vorderingen die pas bij liquidatie voldaan moeten worden in beginsel niet bij kunnen dragen aan het oordeel dat aan het toestandvereiste is voldaan. Naar het oordeel van het hof is echter geen sprake van achtergestelde vorderingen die pas bij liquidatie hoeven te worden voldaan, maar van opeisbare (zij het nog niet opgeëiste) vorderingen.

Gerechtshof Amsterdam 5 november 2019, INS 2019-0165, EFK/X. Met wenk
Een aandeelhouder van Medical Kits Supply B.V. (‘MKS’) vordert afgeleide schade van de bestuurder van MKS, onder meer wegens (vermeende) gedragingen die hebben geleid tot het faillissement van MKS. Onder verwijzing naar de Hoge Raad-arresten Poot/ABP en Tuin Beheer/Houthoff concludeert het hof dat de aandeelhouder geen afgeleide schade kan vorderen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de bestuurder een specifieke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden jegens de aandeelhouder.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank