Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2019
Uitspraken van 06-12-2019 tot 19-12-2019
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Gerechtshof Amsterdam (OK) 10 december 2019, INS 2019-0193, Enquête Estro
Op verzoek van curator Jongepier gelast de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken in de aanloop naar het faillissement van Estro. De Ondernemingskamer oordeelt dat er meerdere redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken in het kader van de overdracht van alle aandelen in (de rechtsvoorganger van) Estro aan een private equity fonds. Ten eerste is het medezeggenschapsorgaan bij herhaling onvolledig en onjuist geïnformeerd over materiële onderdelen van de transactie. In de tweede plaats heeft het bestuur geen kenbare en voldoende afweging gemaakt van de voor- en nadelen van de transactie. Het lijkt erop dat het bestuur onvoldoende alle belangen heeft afgewogen bij de aan de overname onlosmakelijk verbonden financieringsconstructie die heeft geleid tot een aanzienlijke schuldenlast voor Estro. Tot slot hadden de indirect bestuurders een persoonlijk belang bij het slagen van de overname, waardoor betwijfeld kan worden of zij zich uitsluitend door het belang van de vennootschap hebben laten leiden.

Hoge Raad 6 december 2019, INS 2019-0195
Een assurantieportefeuille heeft niet te gelen als een individuele zaak of een individueel vermogensrecht en kwalificeert daarmee niet als een goed in de zin van artikel 3:1 BW. Nu een assurantieportefeuille geen goed is, is verpanding hiervan niet mogelijk (art. 3:228 BW jo. 3:227 lid 1 BW). Dat een assurantieportefeuille een waarde vertegenwoordigt, kan worden verkocht en dat de onderdelen ervan afzonderlijk goederen (kunnen) zijn, doet daaraan niets af.

Rechtbank Rotterdam 11 november 2019, INS 2019-0192
Een failliet die in verzekerde bewaring is gesteld, start een kort geding tegen de Staat, de rechter-commissaris en de curator. Met de procedure beoogt de failliet uiteindelijk te bewerkstelligen dat hij ontslagen wordt uit de verzekerde inbewaringstelling. De voorzieningenrechter verklaart de failliet niet-ontvankelijk in de vorderingen die hij heeft ingesteld tegen de rechter-commissaris, omdat de rechter-commissaris geen zelfstandige procesbevoegdheid heeft. Tegen de Staat zijn geen vorderingen geformuleerd. Inhoudelijk overweegt de voorzieningenrechter dat de rechtsgangen van artikel 87 en 88 Fw de failliet voldoende beschermen en met voldoende waarborgen zijn omkleed. Het treffen van voorlopige voorzieningen in kort geding zou strijd opleveren met het gesloten stelsel van de Faillissementswet en deels neerkomen op het instellen van een verkapt rechtsmiddel. Failliet wordt niet-ontvankelijk verklaard in al zijn vorderingen die samenhangen met de verzekerde inbewaringstelling. De overige vorderingen, die samenhangen met het vrij te laten bedrag, worden afgewezen.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Vanwege de komende feestdagen kunt u de volgende nieuwbrief verwachten op 9 januari 2020. Fijne feestdagen toegewenst!

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank