Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2020
Uitspraken van 10-07-2020 tot 23-07-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Hoge Raad 10 juli 2020, INS 2020-0197
De aan de orde zijnde rechtsvraag is of een gedaagde partij een beroep kan doen op de niet-ontvankelijkheid van een eiser op grond van artikel 23 jo. 25 lid 1 Fw als het faillissement na het instellen van de vordering is geëindigd. De Hoge Raad overweegt dat een wederpartij van de gefailleerde een door de gefailleerde ingeleide procedure niet hoeft te dulden, omdat een eventuele veroordeling van de gefailleerde niet op de boedel kan worden verhaald. Daarom kan de wederpartij een beroep doen op niet-ontvankelijkheid van de gefailleerde op grond van artikel 23 Fw en artikel 25 lid 1 Fw. Volgens de Hoge Raad gaat deze redenering niet op wanneer de procedure door de gefailleerde is gestart tijdens zijn faillissement, maar zijn faillissement inmiddels is geëindigd.

Gerechtshof Amsterdam 2 juni 2020, INS 2020-0195
Na faillietverklaring van Kozijn Techniek Noord-Holland B.V. moet de curator bij het (middellijke) bestuur en de boekhouder meermaals aandringen op afgifte van de administratie. Wat hij uiteindelijk ontvangt, is verre van compleet. Uit hetgeen wordt overhandigd, blijkt dat het bestuur niet voldoende inzicht kan hebben gehad in de vermogenstoestand van de vennootschap en dat het ook anderszins onbehoorlijk heeft bestuurd. Het bestuur wordt veroordeeld tot vergoeding van het boedeltekort op grond van artikel 2:10 jo. 2:11 jo. 2:248 lid 2 BW. Uit de door de curator ontvangen stukken blijkt onder meer dat de omzet van Kozijn Techniek vanaf enig moment werd omgeleid naar de privébankrekeningen van de partner van een bestuurder. De curator vordert terugbetaling op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Gemotiveerd is aangevoerd dat niet alleen de omzet naar de privérekeningen is geleid, maar ook kosten vanaf die rekeningen zijn voldaan. Volgens het hof is slechts sprake van ongerechtvaardigde verrijking voor zover de curator heeft onderbouwd dat de ontvangen gelden niet zijn aangewend ten gunste van de bv.

Rechtbank Noord-Nederland 19 mei 2020, INS 2020-0204
De bestuurder van BKW Infra is in verzekerde bewaring gesteld. De rechtbank heeft bevolen dat de bestuurder binnen drie dagen na de tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling moet worden gehoord. Hieraan is niet voldaan: de bestuurder is een dag te laat gehoord. De rechtbank heft de inbewaringstelling op. Het bevel om binnen drie dagen te horen is gegeven op grond van artikel 5 lid 3 EVRM, waaruit volgt dat iemand onmiddellijk na de tenuitvoerlegging van een inbewaringstelling moet worden gehoord. Volgens vaste jurisprudentie is de termijn drie dagen. Overschrijding van de termijn kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot een andere beslissing dan opheffing van de inbewaringstelling.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank