Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2020
Uitspraken van 24-07-2020 tot 05-08-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. C.M.A. Knoben, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Rechtbank Noord-Nederland 21 juli 2020, INS 2020-0222 en Rechtbank Amsterdam 17 juli 2020, INS 2020-0225
In twee zaken wordt in kort geding de vordering tot betaling van huur deels opgeschort. De eerste kwestie ziet op de vestiging in Meppel van een reisbemiddelingsorganisatie die door de Coronacrisis enige tijd gesloten is geweest en te maken heeft met een fors teruglopende omzet. De tweede kwestie ziet op een pand in Amsterdam waarin het W Hotel, drie restaurants en een nachtclub worden geëxploiteerd. Het hotel, de restaurants en de nachtclub zijn ook tijdelijk gesloten geweest in verband met Corona. Ook na opening blijft de omzetdaling fors, omdat het hotel het vooral moet hebben van Amerikaanse zakenmensen die nog niet welkom zijn in Amsterdam. In beide gevallen neemt de voorzieningenrechter op basis van een belangenafweging voorshands aan dat de huurovereenkomst wegens onvoorziene omstandigheden niet ongewijzigd in stand kan blijven.

Hoge Raad 17 juli 2020, INS 2020-0226
Rabobank heeft een lening verstrekt aan een vennootschap waarvoor een natuurlijk persoon zich borg heeft gesteld. De vennootschap is gefailleerd en het faillissement is vereenvoudigd afgewikkeld, waarmee de vennootschap is ontbonden en opgehouden te bestaan. Nadien spreekt Rabobank de borg aan tot betaling. De borg verweert zich met de stelling dat de vordering op de vennootschap is verjaard. Hoewel geen wettelijke verlengingsgrond geldt, past het naar het oordeel van de Hoge Raad in het stelsel van de wet om aan te sluiten bij de verlengingsgrond van artikel 3:320 BW. Van een schuldeiser kan immers niet worden verlangd dat de verjaring wordt gestuit, terwijl de wederpartij niet meer bestaat.

Hof van Justitie EU 16 juli 2020, INS 2020-0215
Een echtpaar heeft in het Verenigd Koninkrijk zijn gebruikelijke verblijfplaats, maar het enige onroerend goed bevindt zich in Portugal. De Portugese rechter stelt in een prejudiciële vraag de vraag aan de orde of het vermoeden ex artikel 3 lid 1 IVO-II dat het COMI van een natuurlijk persoon die geen onderneming drijft is gelegen in de lidstaat van de gebruikelijke verblijfplaats weerlegd kan worden op basis van het enkele feit dat het enige onroerend goed zich bevindt in Portugal. Het Hof van Justitie beantwoordt deze vraag ontkennend. Bij het vaststellen van het COMI moet rekening worden gehouden met alle objectieve en voor derden verifieerbare factoren die betrekking hebben op de economische en vermogenssituatie van de natuurlijk persoon. Dit komt overeen met de plaats waar hij het beheer over zijn economische belangen voert, waar de meeste inkomsten worden ontvangen of uitgegeven of waar het grootste deel van zijn goederen zich bevinden. Het bewijsvermoeden van artikel 3 lid 1 IVO-II kan pas worden weerlegd na een globale beoordeling van alle omstandigheden van het geval.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank