Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2020
Uitspraken van 10-01-2020 tot 23-01-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2019, INS 2020-0014
Een bestuurder van een failliete bv heeft de vorderingen van deze bv gekocht van de curator. In deze procedure vordert hij voldoening van het nog openstaande deel van een van de gecedeerde vorderingen. Gedaagde voert als verweer dat zij een schikking heeft getroffen met ABN AMRO als pandhouder, inhoudende dat zij een deel van de vordering zou betalen tegen finale kwijting van het overige. De bestuurder stelt zich op het standpunt dat uit het Neo-River-arrest (HR HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:415) volgt dat een pandhouder niet bevoegd is om een schikking te treffen. De kantonrechter oordeelt anders. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit het Neo-River-arrest dat een pandhouder geen schikking kan treffen, tenzij hierover andere afspraken zijn gemaakt. In deze kwestie zijn andere afspraken gemaakt, waarmee de vordering na het treffen en nakomen van de schikking teniet is gegaan. De vordering wordt afgewezen.

Gerechtshof Amsterdam 10 december 2019, INS 2020-0024, Dullaart q.q./BUMA c.s.
Een natuurlijk persoon heeft in strijd gehandeld met een door de rechter opgelegd verbod, waarmee dwangsommen zijn verbeurd aan BUMA en Sena. In eerste aanleg is de vordering tot opheffing van de dwangsommen afgewezen. Tijdens de procedure in hoger beroep is de natuurlijke persoon failliet verklaard. Ondanks het feit dat vóór faillietverklaring verbeurde dwangsommen niet geverifieerd kunnen worden (art. 611e lid 2 Rv), neemt de curator de procedure over. De reden hiervoor is dat de dwangsommen wel als schuld op de schuldenaar blijven rusten en weer afdwingbaar worden nadat het faillissement is geëindigd. De curator stelt zich op het standpunt dat hij niet alleen het belang van de schuldeisers, maar ook het belang van de failliet moet dienen. Daarnaast heeft de boedel belang bij een beslissing over de proceskosten. Het hof gaat mee in het betoog van de curator en verwijst de zaak naar de rol voor memorie van grieven.

Rechtbank Gelderland 31 oktober 2019, INS 2020-0022
De curator van Nieburg Kuchen GmbH spreekt een klant aan tot betaling van een openstaande vordering. De klant beroept zich op verrekening, omdat zij schade heeft geleden wegens wanprestatie door Nieburg Kuchen. De vraag of verrekening mogelijk is, wordt beantwoord naar Duits recht (art. 7 lid 1 onder d en 9 herschikte IVO – op de overeenkomst is Duits recht van toepassing verklaard). Naar Duits recht is verrekening in faillissement uitsluitend mogelijk als sprake is van een boedelvordering of als de vordering vóór faillissement is ontstaan. Een vordering tot schadevergoeding ontstaat pas als de wederpartij (kort gezegd) in verzuim is. Op basis van deze regels concludeert de rechtbank dat een aantal vorderingen niet verrekend kan worden, één vordering kan wel worden verrekend en over één vordering mag de curator zich nog uitlaten.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hof

Rechtbank