Naar boven ↑

Update

Nummer 21, 2020
Uitspraken van 02-10-2020 tot 16-10-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Rechtbank Amsterdam 30 september 2020, INS 2020-0276, Hobo WiFi Holding/Rabobank
Rabobank heeft de financieringsovereenkomst die is gesloten met onder meer Hobo WiFi B.V. opgezegd, waarna het faillissement van Hobo op eigen aangifte is uitgesproken. Een aantal tot dezelfde groep behorende vennootschappen menen dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld bij de beëindiging van de kredietovereenkomst. De curator heeft de (vermeende) vordering gecedeerd, waarop de moedervennootschap van Hobo een procedure is gestart tegen Rabobank. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Rabobank niet onrechtmatig gehandeld. Met Rabobank is meerdere malen over de financiële situatie en een gewenste turn around gesproken. Ook zijn afspraken gemaakt die van belang waren voor voortzetting van de financiering, maar die afspraken zijn niet nagekomen. Tijdens een laatste bespreking hebben de bestuurders zich neergelegd bij opzegging van het krediet en de verkoop van verpande zaken. Onder deze omstandigheden heeft Rabobank niet onrechtmatig gehandeld bij de opzegging van de kredietovereenkomst.

Rechtbank Noord-Holland 9 september 2020, INS 2020-0273, X/Stichting Deelnemers EREF III
De middellijk bestuurder van beleggingsfonds EREF III is door de rechtbank veroordeeld tot betaling van de inleg (€ 2,5 miljoen) van de deelnemers in het beleggingsfonds. Ook is de bestuurder veroordeeld tot afgifte van diverse financiële stukken. Omdat de bestuurder de stukken niet heeft afgegeven, heeft de rechtbank geoordeeld dat het vonnis bij lijfsdwang ten uitvoer gelegd kan worden. Een aantal maanden voordat de bestuurder is gegijzeld, is hij failliet verklaard. In deze procedure vordert de bestuurder op grond van artikel 33 Fw ontslag uit de gijzeling. De rechtbank wijst de vordering af. De verplichting tot afgifte van stukken raakt de faillissementsboedel niet en kan door de bestuurder worden nagekomen. Artikel 33 Fw staat daarom niet aan de gijzeling in de weg.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 september 2020, INS 2020-0278
Het faillissement van een natuurlijk persoon is opgeheven bij gebrek aan baten. De schuldenaar komt hiertegen in hoger beroep. Naar zijn mening moet het opheffingsvonnis worden vernietigd, omdat hij een verzoek heeft gedaan tot omzetting van het faillissement in de schuldsanering. Het hof oordeelt dat dit verzoek niet aan de rechtbank is gedaan. De opheffing van het faillissement kan worden vernietigd als aannemelijk wordt gemaakt dat er voldoende baten aanwezig zijn om de faillissementskosten te voldoen. De schuldenaar heeft niet gesteld dat dit aan de orde is en uit de faillissementsverslagen blijkt afdoende van de toestand van de boedel. De opheffing wordt niet vernietigd met als doel dat de curator in het faillissement nog een minnelijke regeling kan aanbieden aan de schuldeisers. Het hof laat het opheffingsvonnis in stand.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hof

Rechtbank