Naar boven ↑

Update

Nummer 26, 2020
Uitspraken van 11-12-2020 tot 24-12-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Hoge Raad 11 december 2020, INS 2020-0340
In eerste aanleg wordt HSK failliet verklaard, maar na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad wordt het faillissement vernietigd. HSK stelt de aanvrager van het faillissement en diens advocaat aansprakelijk. Naar de mening van HSK is de aanvrager van een faillissement aansprakelijk voor geleden schade als nadien het faillissement wordt vernietigd na het aanwenden van een rechtsmiddel, zoals dit het geval is wanneer een uitspraak ten uitvoer wordt gelegd die nadien wordt vernietigd. De Hoge Raad volgt HSK niet in haar betoog. Het uitspreken van het faillissement is immers geen rechtsuitoefening door de aanvrager, maar een beslissing van de rechter waarbij alle schuldeisers belang hebben. De aanvrager van een faillissement dat nadien wordt vernietigd, is daarom alleen aansprakelijk als misbruik van bevoegdheid is gemaakt met de faillissementsaanvraag.

Hoge Raad 4 december 2020, INS 2020-0330
Een natuurlijk persoon heeft haar schuldeisers een schuldenregeling aangeboden. Omdat de gemeente Rotterdam het aanbod heeft afgewezen, heeft de schuldenaar de rechtbank ex artikel 287a Fw verzocht de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en daarbij de aangeboden regeling gewijzigd. De schuldenaar gaat in hoger beroep en wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen toewijzing van een verzoek ex artikel 287a Fw geen beroep openstaat. De Hoge Raad casseert, omdat de rechtbank een verzoek ex artikel 287a Fw slechts kan toewijzen of afwijzen. De rechtbank is niet bevoegd een aangeboden schuldenregeling te wijzigen. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft de rechtbank het verzoek feitelijk afgewezen, zodat de schuldenaar op grond van artikel 292 lid 3 Fw ontvankelijk is in haar hoger beroep.

Gerechtshof Amsterdam 10 november 2020, INS 2020-0336
Een civielrechtelijk bestuursverbod dat op verzoek van het OM door de rechtbank is opgelegd voor de duur van vijf jaar, houdt stand in hoger beroep. Het bestuursverbod is opgelegd omdat de bestuurder zijn informatie- en medewerkingsplicht heeft geschonden. Anders dan de bestuurder stelt, is van overmacht wegens ziekte geen sprake, omdat niet is gebleken dat de bestuurder zo ziek was dat hij tot niets in staat was. Het hof overweegt verder dat het verkrijgen van een civielrechtelijk bestuursverbod niet kwalificeert als criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM. Het bestuursverbod is ingebed in het civiele recht en het doel en de strekking van het bestuursverbod zien niet op bestraffen, maar op het voorkomen dat een bestuurder misbruik blijft maken van rechtspersoonlijkheid. Ook het nemo tenetur-beginsel is volgens het hof niet geschonden, omdat het bestuursverbod geen dwangmaatregel is om inlichtingen te verkrijgen.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank