Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2020
Uitspraken van 02-04-2020 tot 16-04-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Hoge Raad 3 april 2020, INS 2020-0109
In 2008 heeft CompLions ten behoeve van ING een pandrecht gevestigd op ‘alle tot het bedrijf van de Pandgever behorende goederen’. CompLions heeft in 2016 een pandrecht gevestigd op intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot software ten behoeve van BDO. In mei 2017 is CompLions failliet verklaard. De curator en BDO stellen dat op de intellectuele-eigendomsrechten geen pandrecht is gevestigd ten behoeve van ING, omdat de pandakte onvoldoende zou zijn bepaald in de zin van artikel 3:84 lid 2 BW. De rechtbank heeft de door de curator en BDO gevorderde verklaring voor recht toegewezen. ING heeft sprongcassatie ingesteld. De Hoge Raad casseert, omdat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bestaan van een verpand goed dat in de pandakte algemeen is omschreven moet volgen uit de administratie of de balans. Aan het bepaaldheidsvereiste is voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld welke goederen zijn verpand.

Gerechtshof Den Haag 24 maart 2020, INS 2020-0097, met wenk
Op de datum van faillissement betaalt de bestuurder van een failliete vennootschap een crediteur vanaf een rekening met een negatief saldo. De curator vordert het betaalde bedrag terug van de crediteur. Het hof oordeelt dat de crediteur het ontvangen bedrag aan de curator moet betalen, omdat de betaling in strijd is met het fixatiebeginsel. De crediteur mag zijn schuld aan de boedel niet verrekenen met een boedelvordering, omdat zij zich daarmee alsnog zou onttrekken aan de paritas creditorum. In de wenk wordt de vraag opgeworpen wat dit betekent voor de positie van de bank. De betaling die tijdens faillissement is verricht vloeit in de boedel, terwijl het negatieve saldo bij de bank door de betaling is toegenomen.

Rechtbank Noord-Nederland 18 maart 2020, INS 2020-0096
Een vennootschap die een constructiebedrijf exploiteerde (‘Constructie’) heeft een arbitrageprocedure gestart tegen KWS. Tijdens de procedure is de vordering verpand aan de Belastingdienst en is het pandrecht meegedeeld aan KWS. Ondanks de verpanding heeft KWS het toegewezen bedrag op verzoek van Constructie overgemaakt naar de derdengeldenrekening van de advocaat van Constructie. Deze heeft het geld doorgestort naar de beheervennootschap, de indirect bestuurder van Constructie. Omdat KWS slechts bevrijdend kon betalen aan de Belastingdienst, heeft zij het bedrag opnieuw aan de Belastingdienst betaald. In deze procedure stelt KWS de beheervennootschap en de direct bestuurder aansprakelijk. De rechtbank wijst de vorderingen toe. De beheervennootschap heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens KWS in acht had moeten nemen door haar vermogen te vermeerderen met de verpande vordering. De bestuurder is ook aansprakelijk, omdat zij heeft bewerkstelligd dat een verpande vordering werd geïnd en doorbetaald aan de beheervennootschap.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank