Naar boven ↑

Update

Nummer 17, 2021
Uitspraken van 10-09-2021 tot 23-09-2021
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe INS Update aan. Zie ook onze site met een overzichtelijke database per onderwerp van alle relevante rechtspraak: www.ins-updates.nl.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Rechtbank Den Haag 3 september 2021, INS 2021-0255
De rechtbank wijst een verzoek tot homologatie van een WHOA-akkoord af op grond van artikel 384 lid 2 Fw. De rechtbank oordeelt dat verzoekster tekort is geschoten in haar informatievoorziening richting schuldeisers. Verzoekster heeft een onvoldoende duidelijk beeld geschetst van de klassenindeling, de liquidatie- en reorganisatiewaarde van de onderneming en de allocatie van deze waarde onder het akkoord. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat de klassen die voor het akkoord hebben gestemd bestaan uit aandeelhouders, (andere) gelieerde schuldeisers en schuldeisers die relatief weinig hoeven in te leveren. Hoger gerangschikte klassen schuldeisers hebben tegen het akkoord gestemd. De bank heeft verzocht tot afwijzing van de homologatie op grond van artikel 384 lid 3 en 4 Fw. Omdat het verzoek al is afgewezen op grond van lid 2, wijst de rechtbank het verzoek van de bank af wegens gebrek aan belang.

Rechtbank Oost-Brabant 27 augustus 2021, INS 2021-0249
Ook in deze uitspraak wordt het verzoek tot homologatie van een WHOA-akkoord afgewezen op grond van artikel 384 lid 2 Fw. De rechtbank heeft hiervoor een aantal redenen. In de eerste plaats is het akkoord niet gedurende een redelijke termijn voorafgaand aan de stemming voorgelegd aan de schuldeisers. Op grond van artikel 381 lid 1 Fw is deze termijn ten minste acht dagen, maar in dit geval was een termijn van acht dagen te kort en daarmee niet redelijk. Ten tweede zijn de schuldeisers onvoldoende geïnformeerd, onder meer omdat de geldigheid van zekerheden niet kan worden getoetst, het verloop van de waarde van de debiteurenportefeuille onbegrijpelijk is en de verstrekte informatie over de oorzaak van de financiële problemen onvolledig en misleidend is. Ten vierde is onvoldoende toegelicht waarom aan mkb-schuldeisers minder dan 20% is aangeboden. Tot slot is de rechtbank er niet van overtuigd dat nakoming van het akkoord voldoende is gewaarborgd.

Rechtbank Amsterdam 23 augustus 2021, INS 2021-0257 en INS 2021-0258
Op grond van artikel 369 lid 4 Fw is de WHOA niet van toepassing op rechten van werknemers in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten. Met een bedrijfstakpensioenfonds is discussie over de vraag of verschuldigde pensioenpremies hieronder vallen. Deze discussie is van belang, omdat het akkoord ook is aangeboden aan het pensioenfonds en de rechtbank moet oordelen op het homologatieverzoek dat de schuldenaar heeft ingediend. Omdat meerdere bedrijfstakpensioenfondsen met deze vraag zijn geconfronteerd, stelt de rechtbank hierover een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad. Intussen is de schuldenaar hangende het homologatieverzoek vergeten te verzoeken de afkoelingsperiode te verlengen. De rechtbank oordeelt dat onder de gegeven omstandigheden niet aan de schuldenaar kan worden tegengeworpen dat niet tijdig een verlengingsverzoek is ingediend en kondigt een tweede afkoelingsperiode af.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hof

Rechtbank