Naar boven ↑

Update

Nummer 21, 2021
Uitspraken van 05-11-2021 tot 18-11-2021
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe INS Update aan. Zie ook onze site met een overzichtelijke database per onderwerp van alle relevante rechtspraak: www.ins-updates.nl.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 oktober 2021, INS 2021-0309
Een bestuurder van een yogaschool is door de rechtbank Midden-Nederland aansprakelijk gehouden voor niet betaalde facturen van de inmiddels failliete Beryl Personeel B.V. De bestuurder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Daarbij heeft hij een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingesteld. De belangenafweging pakt uit in het nadeel van de bestuurder. Wel verbindt het hof aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank de voorwaarde dat de curator een eventuele restitutievordering voorrang geeft op alle andere faillissementskosten. Een eventuele restitutievordering is dus een superpreferente boedelvordering. Het hof stelt deze voorwaarde (mede) omdat de curator de bereidheid heeft uitgesproken op deze wijze af te wijken van de wettelijke rangorde.

Rechtbank Amsterdam 28 september 2021, INS 2021-0308
De Deutsche Bank heeft de curator van een gefailleerde vennootschap een voorstel gedaan onder het Uniform Herstelkader Rentederivaten (‘UHK’). Het aanbod bestond uit een geldelijke vergoeding die verrekend zou worden met de vordering van de bank op de schuldenaar. De curator meent ten eerste dat hij het aanbod van de bank heeft aanvaard door in te stemmen met de ontvangst van het aangeboden bedrag, maar niet met de verrekening. Omdat de verrekening onderdeel uitmaakte van het aanbod, heeft de curator het aanbod naar het oordeel van de rechtbank niet aanvaard. Verder vordert de curator de bank te veroordelen een nieuw aanbod te doen onder het UHK. De rechtbank oordeelt dat het niet aan de civiele rechter is om in de uitvoering van het UHK te treden. Hierdoor ontstaat geen rechtsvacuüm, omdat de bank op andere gronden kan worden aangesproken.

Rechtbank Amsterdam 14 juli 2021, INS 2021-0311, Curator/ING Bank
In deze principiële kwestie willen partijen sprongcassatie instellen nadat de rechtbank vonnis heeft gewezen. Partijen stellen drie rechtsvragen aan de orde. In de eerste plaats wordt de vraag aan de orde gesteld op grond van welke maatstaf iemand die wil verrekenen niet te goeder trouw is in de zin van artikel 54/235 Fw. De rechtbank werkt hiervoor een aantal gezichtspunten uit. De tweede rechtsvraag is of artikel 228 Fw in de weg staat aan kruislingse verrekening. De bank heeft namelijk creditsaldi van vennootschappen in surseance verrekend met debetsaldi van andere vennootschappen. Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 228 Fw hieraan niet in de weg. De derde vraag is (onder meer) of ook een pandrecht is gevestigd op vorderingen van een achterman die worden voldaan op de bankrekening van een andere vennootschap waaraan inmiddels surseance van betaling is verleend. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is, omdat door betaling op de bankrekening een vordering van de vennootschap in surseance op de bank ontstaat. Deze vordering is volgens de rechtbank verpand aan de bank.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hof

Rechtbank