Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2022
Uitspraken van 14-01-2022 tot 27-01-2022
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe INS Update aan. Zie ook onze site met een overzichtelijke database per onderwerp van alle relevante rechtspraak: www.ins-updates.nl.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Hoge Raad 26 januari 2022, INS 2022-0028
Een vennootschap heeft in januari 2009 haar activiteiten overdragen aan een stichting. Het overgrote deel van de werknemers is overgegaan op de stichting. In november 2010 heeft het bedrijfstakpensioenfonds de bestuurder aansprakelijk gesteld op grond van artikel 23 Wet Bpf 2000. Het hof heeft de vordering afgewezen omdat, anders dan de rechtbank oordeelde, wel een tijdige melding van betalingsonmacht was gedaan. Daarnaast oordeelde het hof dat de vordering op de bestuurder was vervallen op grond van artikel 7:663 BW. In een overweging te overvloede overweegt de Hoge Raad dat het pensioenfonds een zelfstandig vorderingsrecht heeft op de bestuurder. Het verval van het vorderingsrecht op de oude werkgever na een jaar op grond van artikel 7:663 BW brengt dus niet het verval van het vorderingsrecht op de bestuurder met zich.

Rechtbank Den Haag 11 januari 2022, INS 2022-0024
De rechtbank wijst een verzoek tot verlenging van een afkoelingsperiode op grond van artikel 376 Fw af. Eerder had de verzoeker gemeld dat hij zijn schulden wilde saneren met de verwachte overwaarde van zijn woning en de toekomstige opbrengst van de onderneming. Met een TOA-krediet zouden de herstructureringskosten worden voldaan. Inmiddels is gebleken dat het TOA-krediet niet is aangevraagd omdat het IMK de onderneming als niet-levensvatbaar heeft bestempeld. Daarnaast is inmiddels duidelijk dat verzoeker de toekomstige positieve resultaten van de onderneming niet aan de schuldeisers ten goede wil laten komen. Uitsluitend de overwaarde van de woning wordt daarvoor gebruikt. De rechtbank overweegt dat voortzetting van de onderneming niet noodzakelijk is voor het akkoord, omdat de reorganisatiewaarde niet toekomt aan de schuldeisers. Verlenging van de afkoelingsperiode is niet in het belang van de schuldeisers, ook omdat niet aannemelijk is gemaakt dat een liquidatieakkoord meerwaarde heeft voor de schuldeisers.

Gerechtshof Den Haag 28 december 2021, INS 2022-0018
De voormalig bestuurder van een vennootschap wordt aansprakelijk gehouden voor het boedeltekort in faillissement op grond van artikel 2:248 BW. De bestuurder heeft enkele maanden geen administratie gevoerd en jaarrekeningen structureel niet of te laat gedeponeerd. Daarom staat kennelijk onbehoorlijk bestuur vast en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De bestuurder stelt dat hij de aandelen heeft verkocht aan een derde en dat het faillissement is veroorzaakt door het nietsdoen van de koper. Het hof ziet hierin geen grond om de bestuurder niet aansprakelijk te houden. Op de bestuurder rustte de verplichting enig onderzoek te doen naar de persoon en de achtergrond van de koper. Als het faillissement is veroorzaakt door de koper als katvanger, dan komt dat voor rekening van de bestuurder, nu hij dit onderzoek niet heeft verricht.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.ins-updates.nl, dan kunt u mailen naar ins-updates@budh.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank