Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2024
Uitspraken van 20-09-2024 tot 03-10-2024
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. H.J. de Kloe, mr. E. Ayerdem, mr. R.J.H. Berghuis, mr. J.O. Bijloo, mr. S.J. van den Boogert, mr. A.D. van Dalen, mr. J. van den Dolder, mr. N. Gamliël, mr. G.P. van Hooft, mr. I.F.M. Lakwijk, mr. K.C.S. Meekes, mr. A.M.H. Nolte, mr. J.E. van Nuland, mr. W.P.IJ. Overgoor, mr. B.S. Pronk, mr. dr. S. Renssen, mr. D.R.C. Smit, mr. W.T.N. Vlasveld, mr. J.H.M. van de Wiel en mr. S. Zonneveld.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe INS Update aan. Zie ook onze site met een overzichtelijke database per onderwerp van alle relevante rechtspraak: www.ins-updates.nl.

Rechtspraak
Hierbij ontvangt u de voor u geselecteerde jurisprudentie. Graag wijs ik u in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Hof van Justitie EU 19 september 2024, INS 2024-0235
Een Duitse overheid heeft een insolventieprocedure aangevraagd tegen een schuldenaar met internationale verblijfadressen die voorzitter was van de raad van toezicht van een Duitse vennootschap. Aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) wordt de prejudiciële vraag gesteld of het wettelijk vermoeden van het centrum van voornaamste belangen (‘COMI’), als bedoeld in artikel 3 lid 1 derde alinea Verordening (EU) 2015/848 (IVO 2015), kan worden toegepast op een schuldenaar die een zelfstandige bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent, ook als hij bij die activiteit geen mensen of goederen inzet. Het HvJ EU oordeelt dat het voor de toepassing van het wettelijk vermoeden niet noodzakelijk is dat mensen of goederen worden ingezet bij de bedrijfs- en beroepsactiviteit van de schuldenaar.

Rechtbank Overijssel 18 september 2024, INS 2024-0234
ProBC B.V. vordert een verklaring voor recht dat zij een boedelvordering heeft van € 36.000, omdat zij met de curator is overeengekomen dat de helft van ontvangen subsidiegelden aan haar zou toekomen. De curator doet een beroep op wederzijdse dwaling, omdat beide partijen niet wisten dat de subsidiegelden al waren ontvangen op het moment dat partijen de overeenkomst sloten. Het beroep op wederzijdse dwaling wordt verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank moet de dwaling voor rekening van de curator blijven. Het is namelijk zijn taak om de belangen van de schuldeisers te behartigen en te controleren en vast te stellen welke betalingen zijn ontvangen op de rekeningen van de failliete vennootschappen. De curator had daarom, voordat hij de overeenkomst aanging, eerst moeten controleren en vaststellen of de subsidiegelden al waren ontvangen. Het beroep van de curator op verjaring slaagt wel, zodat de vordering van ProBC toch wordt afgewezen.

Rechtbank Amsterdam 31 juli 2024, INS 2024-0224
Een schuldeiser verzoekt de rechtbank om een herstructureringsdeskundige (HD) aan te wijzen, omdat het internationale concern waartoe zijn schuldenaar behoort met een herstructureringstraject bezig is, maar de schuldeisers daarbij onvoldoende informatie geeft. De rechtbank beslist dat aanwijzing van een observator vooralsnog volstaat om dit probleem te ondervangen. De schuldeiser wenst vooral een HD om toe te zien op het herstructureringsproces in en vanuit Brazilië en er daarbij voor te waken dat de belangen van de schuldeisers zo veel mogelijk worden behartigd. Naar het oordeel van de rechtbank is een HD hiervoor niet nodig, omdat het kennelijk niet de bedoeling is van de schuldeiser dat door een HD een WHOA-akkoord wordt aangeboden.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Erik de Kloe
Hoofdredacteur INS Updates

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank