Het hof komt tot het definitieve ambtshalve oordeel dat vernietiging door de curator van de verwerping van de nalatenschap door de gefailleerde erfgenaam, gelet op artikel 4:190 lid 4 BW, op grond van artikel 42 of 47 Fw niet mogelijk is.

Onrechtmatige daad bestuurder beleggingsmaatschappij door belegde gelden niet te investeren. Verzwaarde stelplicht ten aanzien van het verweer tegen de stelling dat het belegde geld niet is geïnvesteerd.

Verzoek tot vernietiging faillissementsvonnis afgewezen. Er is in het geheel geen sprake van betaling dan wel een betalingsregeling met alle crediteuren, hetgeen vereist is om tot een vernietiging van het faillissement te komen.

Verzet tegen faillietverklaring ongegrond verklaard. Schuldenaar is niet in staat gebleken betalingsregelingen na te komen. De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat geen verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bij de rechtbank is ingediend.

Bestuurdersaansprakelijkheid. Kennelijk onbehoorlijk bestuur wegens schending boekhoudplicht en publicatieplicht. Het niet voldoen aan de boekhoudplicht maakt het lastig om een vordering op een debiteur aan te tonen. Het dientengevolge nalatig zijn met het innen van grote debiteuren wordt door de rechtbank als oorzaak van het faillissement aangemerkt.

Faillietverklaring na turbo-liquidatie is mogelijk. De aan de curator in het faillissement toekomende vordering op grond van artikel 2:248 BW is weliswaar strikt genomen geen bate van de vennootschap, maar dat begrip dient ruim te worden uitgelegd.

Strafrecht. Bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte door rechtspersoon en feitelijk leidinggever tezamen en in vereniging begaan.

Terugvorderingsbesluit werkt terug tot tijdstip ten onrechte genoten bijstand. Analoge toepassing artikel 299 Fw.

Artikel 91 Insolvenzordnung, ongeldige Globalzession door onbevoegdheid vertegenwoordiger cedent. Geen beroep op artikel 3:61 BW.

Verzet tegen faillissementsvonnis bij verkeerde instantie. Niet-ontvankelijkheid.